Er zijn weinig rechtsartikelen die zo toegankelijk zijn als artikel 201 van boek 7, ofwel artikel 7:201 lid 1 BW. Uit dit artikel volgt simpelweg dat:
-
- huur een overeenkomst tussen twee partijen is;
- de verhuurder de huurder in staat stelt om gebruik te maken van de zaak, en;
- de huurder aan de verhuurder een tegenprestatie voldoet.
Maar wat dient er nu eigenlijk te worden verstaan onder deze ‘tegenprestatie’?
De tegenprestatie, zoals volgt uit bovenstaande, is een wezenlijk element in de samenstelling van de rechtsfiguur van de ‘huur’. Ofwel, zonder tegenprestatie kán er ook geen sprake zijn van huur.
Waar is dan wel sprake van? Nou, in het merendeel van gevallen zal er dan sprake zijn van bruikleen. Bruikleen, ofwel het persoonlijk recht tot gebruik van bewoning is namelijk te begrijpen als gebruik van de zaak zónder tegenprestatie.
Simpel toch? Er is sprake van huur wanneer er sprake is van gebruik mét tegenprestatie en van bruikleen in het geval dat er sprake is van gebruik zónder tegenprestatie.
Moet een bruiklener dan nooit een prestatie voldoen inzake zijn gebruik van de zaak?
Nee, een bruiklener zal uit hoofde van zijn gebruik van de zaak veelal een zogeheten gebruiksvergoeding moeten voldoen.
Is er dan eigenlijk nog wel sprake van een relevant verschil met de huur?
Uit een uitspraak van de rechtbank Overijssel uit 2021 wordt daartoe overwogen dat:
‘Van een tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 BW is geen sprake, indien de vergoedingen uitsluitend betrekking hebben op door uitlener gemaakte onkosten voor het behoud en bewoonbaar houden van een ruimte.’
De rechtbank vervolgt door duidelijk te maken dat:
‘Een vergoeding van kosten is aldus niet noodzakelijkerwijs een tegenprestatie voor het gebruik van ruimtes (…) zodat het enkele feit dat een vergoeding van kosten is overeengekomen nog niet maakt dat sprake is van huur en niet van bruikleen.’
Verder maakt de rechtbank duidelijk dat:
‘Van bruikleen kan sprake zijn als de vergoeding een symbolisch karakter heeft, in die zin dat deze van elke reële betekenis is ontbloot, of indien een vergoeding is bedongen die alleen ziet op gebruikskosten of kosten van bemiddeling of beheer. (…) Indien de te betalen vergoeding daarentegen in rechtstreeks verband staat met het ter beschikking stellen van een ruimte en geen symbolisch karakter heeft, dan is sprake van een huurovereenkomst in de zin van de wet.’
Ofwel, bij de beantwoording van de vraag of er in een gegeven situatie sprake is van huur, dan wel van bruikleen, zijn het niet de bedoelingen van partijen, maar de feiten en de afweging van de omstandigheid zélf die leidend zijn… met alle gevolgen van dien.
Wilt u meer advies of hulp bij het opstellen van een (gebruiks)overeenkomst, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op.
Sven Koenen