Als ouders gezamenlijk gezag hebben over een minderjarig kind en één van de ouders wil met het kind verhuizen, dan heeft de verhuizende ouder toestemming nodig van de andere ouder. Het komt weleens voor dat de andere ouder geen toestemming wil verlenen. In dat geval kan er bij de rechter verzocht worden om vervangende toestemming om te verhuizen.
Als een ouder alleen belast is met het gezag is die ouder in beginsel vrij in de keuze van de woonplaats van zichzelf en van het kind. De Hoge Raad heeft echter recent in een uitspraak aangegeven dat er op grond van de wet een grondslag is om deze keuzevrijheid te beperken.
Op grond van de wet is een ouder verplicht de omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen. Indien dat niet gebeurt is de rechter op grond van het Europese Mensenrechtenverdrag gehouden een gepaste maatregel te nemen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen alsnog medewerking te verlenen aan omgang tussen het kind en de andere ouder. De Hoge Raad geeft hierover aan dat een verbod aan de met het gezag belaste ouder om te verhuizen, dan wel een bevel aan deze ouder om terug te verhuizen, een passende maatregel kan zijn.