De werknemer is op 20 juni 2013 in dienst getreden als DJ bij een horecaonderneming in Zaandam met een restaurantgedeelte en een bar. Het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van de werknemer verbiedt hem voor de duur van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst als DJ te werken binnen een straal van 15 kilometer van werkgever. De werknemer heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 september 2016. Hij blijkt wel al per 9 juni 2016 als zelfstandig ondernemer aan het werk te zijn gegaan als DJ bij een restaurant en bar gevestigd aan hetzelfde plein als waaraan de werkgever is gevestigd.
Werkgever vindt dat hij door schending van het concurrentiebeding schade lijdt, nu werknemer werkzaam is bij een concurrent, die op nog geen 30 meter verwijderd is van werkgever. De werknemer is het daarmee niet eens. Hij vordert in diezelfde procedure schorsing van het beding en – voor zover het beding in stand blijft – een vergoeding wegens ernstig nadeel door handhaving van het concurrentiebeding.
De kantonrechter maakt in dit soort procedures een belangenafweging. Hij weegt de belangen van enerzijds de werkgever bij handhaving van het concurrentiebeding en anderzijds de werknemer bij verval daarvan tegen elkaar af. In deze zaak heeft de kantonrechter de vorderingen van werkgever tot nakoming van het concurrentiebeding toegewezen. De werknemer is veroordeeld tot het zich onthouden van schending van het concurrentiebeding. De werknemer gaat in hoger beroep.
In hoger beroep gaat het om de vraag of de kantonrechter een juiste belangenafweging heeft gemaakt en of de werknemer recht heeft op een vergoeding. Het standpunt van de werknemer houdt in dat zijn activiteiten als DJ niet of nauwelijks concurrerend zijn en dat werkgever daarom geen schade lijdt. De werknemer meent dat hij hierdoor, in verhouding tot het te beschermen belang van werkgever, onbillijk wordt benadeeld.
Het Gerechtshof vindt dat de kantonrechter een juiste belangenafweging heeft gemaakt. De werknemer speelt een belangrijke rol in het aantrekken van een bepaald publiek op het plein waar werkgever gevestigd is. Met het vertrek van werknemer is werkgever in ieder geval op dat moment een trekpleister kwijt. Werknemer treedt als DJ op bij een concurrent die zich op hetzelfde (soort) uitgaanspubliek richt. Werkgever heeft een direct belang bij behoud van dat publiek. De werknemer heeft daaraan een bijdrage geleverd, waardoor de werkgever voor de uitdaging wordt gesteld dat publiek te behouden. Het oordeel van de kantonrechter op dit vlak blijft dus in stand.
Over de door werknemer geëiste vergoeding oordeelt het Hof anders dan de kantonrechter. De werknemer stelt dat hij met name werkzaam kan en wil zijn in Zaandam (alle potentiële locaties voor de werknemer bevinden zich binnen een straal van 500 meter van werkgever), omdat daar zijn bekendheid het grootst is en hij aldus gemakkelijker reguliere inkomsten kan verkrijgen. Door het concurrentiebeding kan hij gedurende de looptijd ervan aanzienlijk minder inkomsten verwerven dan wat voor hem normaal is te achten. Het Hof vindt dat werknemer met het verbod in belangrijke mate wordt belemmerd in zijn mogelijkheden inkomen te verwerven. De werkgever wordt dan ook veroordeeld tot betaling van een vergoeding van € 450,- bruto per maand tot aan het einde van de looptijd van het concurrentiebeding.
Voor werkgevers en werknemers is het goed om zich te realiseren dat de ex-werknemer de mogelijkheid heeft om een vergoeding te eisen op het moment dat hij door het concurrentiebeding ernstig wordt benadeeld.