Inleiding
De zomervakantie zit er weer op en de scholen zijn weer begonnen. Op veel plaatsen word ik hier aan herinnerd in de vorm van grote spandoeken van Veilig Verkeer Nederland. De spandoeken moedigen mij en andere verkeersdeelnemers aan rekening te houden met kinderen die na de zomervakantie weer naar school gaan. De boodschap: kinderen moeten veilig naar school kunnen. Op de website van Veilig Verkeer Nederland las ik dat direct na de zomervakantie het risico op een ernstig ongeluk bij kinderen van 12 jaar namelijk bijna twee maal zo groot is als in de rest van het jaar (https://vvn.nl/descholenzijnweerbegonnen). Voor mij aanleiding om nog eens te wijzen op de in de jurisprudentie ontwikkelde 100%- en 50%-regel.
100%-regel
Bij kinderen tot 14 jaar dient de schade wanneer het kind (als fietsers of voetganger) wordt aangereden door een motorrijtuig altijd 100% te worden vergoed door de eigenaar/houder van dat motorrijtuig. Dit is slechts anders wanneer er sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid.
Opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid
De vraag is dan vervolgens natuurlijk wanneer sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Bij opzet valt wel iets voor te stellen; het ligt voor de hand om hierbij te denken aan zelfmoordgevallen, maar die zullen in deze leeftijdscategorie schaars zijn. Interessanter is de vraag wanneer sprake is van aan opzet grenzende roekeloosheid. De strenge formulering laat, zo lijkt het, niet veel ruimte voor uitzondering. Het ligt niet voor de hand dat afsnijden, plotseling de weg oversteken of zonder kijken vanuit een uitrit de weg oprijden aan opzet grenzende roekeloosheid zal opleveren. Gedacht zou kunnen worden aan door oudere kinderen gespeelde gevaarlijke spelletjes, zoals het vlak voor het naderend verkeer oversteken of aan het in het donker midden op de weg gaan liggen. Voor zover ik heb kunnen nagaan is in de rechtspraak tot op heden echter nog nooit aangenomen dat er sprake was van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid aan de zijde van een kind jonger dan 14 jaar.
50%-regel
Voor (fietsende of lopende) kinderen van 14 jaar en ouder (de regel is dus ook van toepassing op volwassenen) geldt dat de schade bij een aanrijding met een motorrijtuig altijd voor minimaal 50% dient te worden vergoed, tenzij:
1. de eigenaar/houder van het motorrijtuig een geslaagd beroep op overmacht kan doen of
2. er sprake is van opzet op aan opzet grenzende roekeloos aan de zijde van het kind.
Overmacht
Van overmacht is sprake wanneer de gemotoriseerde verkeersdeelnemer ‘rechtens geen enkel verwijt’ kan worden gemaakt. Eventuele andere verkeersfouten van andere weggebruikers zijn daarbij alleen relevant als ze zo onwaarschijnlijk waren dat de bestuurder bij het bepalen van zijn rijgedrag met de mogelijkheid van die fouten geen rekening hoefde te houden. Hoezeer bepaald verkeersgedrag menselijkerwijs vaak begrijpelijk is wordt toch zelden aangenomen dat er sprake was van overmacht. Dat van overmacht niet snel sprake is blijkt ook wel uit het volgende voorbeeld uit de rechtspraak. Er vindt een frontale botsing plaats tussen twee automobilisten, Lanting en Vos. Vos blijkt plotseling naar links te zijn uitgeweken voor een overstekende ree, waardoor de botsing is veroorzaakt. Het betreft een menselijkerwijs te begrijpen reactie van Vos. Toch werd door de Hoge Raad niet aangenomen dat er sprake was overmacht. Er was namelijk niet gebleken dat een voor het overige verkeer minder gevaarlijke reactie, zoals naar rechts uitwijken, mogelijk was. Bovendien bleek Vos vlak voor de aanrijding een verkeersbord te zijn gepasseerd, waarmee gewaarschuwd werd voor overstekend wild.
Opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid
Hiervoor is bij de 100%-regel al stil gestaan bij de betekenis van de termen “opzet” en “aan opzet grenzende roekeloosheid”. Hier kan aan worden toegevoegd dat er bij de laatste categorie sprake moet zijn van bewustheid van het gevaar bij het slachtoffer. Voor het bewijs van die bewustheid kan worden volstaan met het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit de bewustheid bij een voetganger of fietser vanaf de leeftijd van 14 jaar mag worden afgeleid. Zo is in de rechtspraak aangenomen dat er sprake was van aan opzet grenzende roekeloosheid bij een volwassen voetganger die in het donker, in donkere kleding, op de weg en niet op het daarnaast gelegen voetpad liep zonder aandacht te hebben voor achteropkomend gemotoriseerd verkeer. Geoordeeld werd dat het slachtoffer zich bewust moet zijn geweest van het zeer aanzienlijke gevaar van een aanrijding door een auto dat hij door zijn gedrag in het leven riep.
Tot slot
Kinderen hebben door hun impulsiviteit en onberekenbaarheid aanzienlijk meer gevaar te duchten van gemotoriseerd verkeer. Zij dienen dus te worden beschermd tegen de extra risico’s die het gemotoriseerde verkeer voor hen meebrengt. Het is een goede zaak dat we hier in ieder geval één maal per jaar aan worden herinnerd door Veilig Verkeer Nederland. Juist voor kinderen zijn de gevolgen van een aanrijding, in het bijzonder wanneer het om blijvend lichamelijk of geestelijk letsel gaat, immers uitzonderlijk ingrijpend.